‘Woorden kunnen ook pijn doen’

Lianne Tijhaar

Projectleider Maaktaal
‘De kunstvakdocenten laten mij op een andere manier nadenken over taal’
Wie ben je?

Mijn naam is Lianne Tijhaar. Ik ben filosoof, pedagoog en journalist. Ik ben projectleider van Maaktaal, waarin ik onderzoek hoe taalonderwijs eruit zou kunnen zien.

Wat betekent taal voor jou?

Taal is de bril waarmee ik naar de wereld kijk. We vormen de hele tijd betekenis met taal.  Daarom kunnen nieuwe woorden mij oprecht gelukkig maken. Ze scheppen een nieuwe realiteit. Maar taal kan ook beklemmend zijn. Als iemand jou een label geeft, dan kan het lastig zijn om daar weer vanaf te komen. Woorden kunnen ook pijn doen. Voor mij is taal niet iets wat we hebben, maar wat we doen. Dat betekent dat we goed moeten nadenken over de woorden die we gebruiken.

Waarom doe je mee aan dit project?

Ik werd door Merel van Rijnbrink gevraagd om projectleider te worden van Maaktaal. We hadden toen nog geen naam en het was ook nog niet duidelijk wat we precies gingen doen, maar ik werd meteen gegrepen door de wijze waarop Merel sprak over betekenisvol taalonderwijs. Daar wilde ik heel graag een bijdrage aan leveren. Vanaf dat moment ging ik iedere woensdag naar Daltonschool Reggewinde. Ik maakte kennis met schoolleider Meriam, de leerlingen en het team. In die gesprekken vormden zich langzaam de contouren van dit project. Ik leer veel van de kunstvakdocenten. Zij laten mij op een andere manier nadenken over taal, omdat zij niet alleen aandacht schenken aan woorden, maar ook aan beelden, geluiden, beweging en ritmes. Dat zijn waardevolle aspecten van onze taal die in mijn leven steeds verder naar de achtergrond zijn geraakt – waarom eigenlijk?

Heb je een mooie anekdote uit een Maaktaal-les?

In de filosofieles van Paulien, Sanne en Sylvia mochten de leerlingen een voorwerp zoeken dat in de categorie ‘natuur’ hoort en een voorwerp dat daar niet bij hoort. De kinderen sprongen op en kwamen terug met planten, potloden, plastic zakken, een tekening van een eend, … In de klas maakten ze twee stapels met spullen. Elke leerling mocht uitleggen waarom zijn of haar voorwerp ‘natuur’ was of juist niet. Dat leverde prachtige gesprekken op. Sommige leerlingen herzagen hun standpunt en verplaatsten hun voorwerp naar de andere stapel. De vraag was complexer dan ze dachten: wanneer definiëren we iets als natuur? Als het biologisch afbreekbaar is? Als het niet door mensen is gemaakt? Als het leeft? Er is niet één juist antwoord op die vraag. Dat is het mooie van de filosofielessen: vragen worden niet beantwoord, maar behandeld.