Wie ben je?
Ik ben Deborah, woon in Zwolle en heb een passie voor muziek. Muziek maakt me blij en helpt me om te gaan met emoties. Als ik verdrietig ben, dan zet ik een muziekje aan of speel ik op mijn gitaar. In mijn vrije tijd zing ik in een band: the Deb-tones.
Wat betekent taal voor jou?
Taal heb je nodig om te communiceren, om duidelijk te maken wat je bedoelt. Ik kom daar niet altijd uit met geschreven of gesproken taal. Het is iets wat je tegen kan zitten. Muziek is voor mij ook een taal. Muziek kan je helpen om in contact te komen met andere mensen, juist als je daar wat meer moeite mee hebt. Taal is iets wat je samen doet. Je kunt de taal groter maken door samen een gesprek te voeren of door samen liedjes te schrijven. Ik vind het heel leuk om dat met kinderen te doen. Ik verbaas me er vaak over wat kinderen verzinnen, of hoe ze intuïtief aanvoelen welk woord er in een rijmpje mist.
Waarom doe je mee aan dit project?
Ik vind het tof dat ik mag samenwerken met verschillende kunstvakdocenten. We leren veel van elkaar. Ik vind het fijn dat we lange lessen van anderhalf uur geven. Daardoor kan ik meer de diepte in dan met de lessen van een halfuur. Ik hoop dat dit project leerkrachten en leerlingen gaat helpen om meer vrijheid te vinden. In het reguliere onderwijs hebben leerkrachten weinig tijd om iets nieuws te proberen en te onderzoeken of het werkt. Ze zitten vast aan regels en de inspectie kijkt vooral naar toetsresultaten. Vanaf de kleuterklas worden kinderen al getoetst. Daardoor raken ze eraan gewend dat iets goed of fout is. In de kunstlessen leren ze dat je ook kunt experimenteren zonder dat je weet waar je op uitkomt. Dat is volgens mij heel belangrijk; dat kinderen leren ontdekken en creatief kunnen denken.
Heb je een mooie anekdote uit een Maaktaal-les?
In groep 4-5 liet ik de leerlingen zichzelf voorstellen: ze mochten hun naam zeggen en daar een beweging bij maken. Ik presenteerde eerst mijzelf aan de klas. Ik zong ‘Deee-booo-raaa’ en maakte daar met mijn handen bewegingen bij. Daarna mochten de leerlingen zelf een beweging bij hun naam verzinnen. De een liep een rondje, de ander deed een schuifeldansje. Zo leerde ik de namen kennen, maar de kinderen leerden ook om zichzelf te laten zien voor de klas. Sommige kinderen vonden dat best spannend, maar iedereen deed mee. Ik deed dit aan het begin van de eerste les. Dan hebben de leerlingen het spannende moment al gehad. Het lukt ze een volgende keer dan veel makkelijker om zichzelf te presenteren en iets voor de klas te laten zien.